Tutorial: in de voorste en achterste lussen haken
|
|
Wat is het verschil tussen de voorste en achterste lussen? Hoe herken je in welke lus je haakt? Je leert het in deze tutorial.
afkorting | volledig geschreven |
V.L. | voorste lussen |
A.L. | achterste lussen |
De voorste lus is het lusje van het v'tje dat het meest naar jou toe zit.
De achterste lus is het lusje van het v'tje dat het meest bij jou vandaan zit.
De lussen die worden bedoeld bij voorste en achterste lussen kun je vinden in het v'tje bovenin de steek. Normaal gesproken steek je onder het gehele v'tje door, ofwel door zowel de voorste als de achterste lussen.
Wanneer er in een patroon staat 'haak in de voorste lussen' betekent dat dus dat je alléén door het voorste lusje steekt, het achterste lusje laat je zitten.
Door met voorste en achterste lussen te werken, kun je verschillende effecten krijgen.
Steek je bijvoorbeeld alléén in de achterste lussen, dan krijg je een rand aan de voorkant van het haakwerk. Je ziet dan namelijk de voorste lussen nog zitten.
Door bijvoorbeeld afwisselend in de voorste en achterste lussen te haken, kun je in laagjes werken. Je werkt bijvoorbeeld eerst een toer in de voorste lussen, daarna ga je terug naar de achterste lussen.
Zo zijn er vele manieren om creatief te zijn met de voorste en achterste lussen! Iedere methode geeft weer een ander effect.
Dit is een kort patroontje om een voorbeeld te geven hoe het werkt om in de voorste en achterste lussen te haken. Je krijgt op deze manier een laag 'op' het haakwerk.
Toer 1: 6 vasten in een magische ring.
Toer 2: 2 vasten in iedere vaste.
Toer 3: V.L. van toer 2: haak 1 vaste + picot + 1 vaste in iedere steek.
Toer 4: A.L. van toer 2: haak 6x: [1 vaste, 2 vaste in volgende].
In toer 1 werk je in een magische ring.
In toer 2 steek je door het gehele v'tje, zoals normaal. Dit betekent dus dat je zowel onder de voorste als de achterste lus door gaat.
In toer 3 steek je alléén in de voorste lussen van toer 2. Dat betekent dat nu dus de achterste lussen van toer 2 leeg blijven.
In toer 4 haak je alléén in de achterste lussen van toer 2. Tip: klap het haakwerk een beetje om, zodat je wat makkelijker bij de achterste lussen kunt komen.
Je haakt nu dus in de lusjes van toer 2 die nog leeg zijn. In de voorste lussen heb je namelijk al gehaakt (in toer 3 heb je in de voorste lussen van toer 2 ingestoken, dus nu steek je in de achterste lussen van toer 2).
Doordat je in toer 3 in de voorste lussen hebt gehaakt, en in toer 4 vervolgens in de achterste lussen haakt, komen de steken van toer 3 als het ware 'op' het haakwerk te liggen. Deze toer ligt dus voor toer 4. Hier zie je dus twee laagjes ontstaan.
Kies een van deze unieke haakwerkjes om deze techniek in praktijk te brengen!