Haken met pluisgaren: opsplits methode

By: Lisa Kievits

|

Date:

Haken met pluisgaren kan uitdagend zijn, zeker als beginner. Er zijn vele methodes en tips om het toch voor elkaar te krijgen. Zo bedacht ik mijn eigen methode: de opsplits methode. En ondanks dat ik denk dat de opsplits methode een fantastische manier is om te haken met pluisgaren, blijft mijn advies wel dat je in ieder geval de basis met ‘normaal’ garen onder de knie hebt.

De toer verdelen in setjes


Voor de opsplits methode ga je iedere toer opsplitsen in meerdere ‘setjes’. Hierdoor hoef je steeds maar 1 set te tellen in plaats van de hele toer. Dat maakt het een stuk makkelijker om de juiste stekenaantallen bij te houden. Je verdeelt een groter haakwerk in kleine stukjes.


Onthoud dat het niet erg is als de steken aantallen niet perfect zijn. Een steekje teveel of te weinig kan makkelijk weer gecorrigeerd worden in de volgende toer. Je ziet de steken namelijk toch niet zitten!

Ben jij ook zo dol op het haken van amigurumi's? Dan is deze super lieve aap echt iets voor jou. Met zijn super zachte vacht is deze aap heerlijk om mee te knuffelen. Voor jong en oud! 

Volg deze stappen om met de opsplitsmethode te beginnen.


Afkortingen in dit voorbeeld: v = vaste, volg = volgende, MR = magische ring, […] weergeeft instructies die een x aantal keer moeten worden herhaald. 


  1. Toer 1: 6 v in MR.  Begin met een magische ring maar trek de losse waarmee je de magische ring vastzet niet te strak aan. Dat maakt het heel moeilijk om de ring later te sluiten. Je kunt ook beginnen met een opzetlus, 2 losse en een hv in de 1e losse. 6 vaste in de magische ring. Plaats in eerste 5 vasten een stekenmarkeerder (dus 5x een stekenmarkeerder in dezelfde kleur, voorbeeld zwart) en in de 6e een stekenmarkeerder van een andere kleur (voorbeeld groen). Vanaf nu toont deze (groene) kleur stekenmarkeerder het einde van je toer.
  2. Toer 2: 2 v in iedere v.  Haak nu 2 vasten in iedere vaste. Je kunt dit het beste doen door de stekenmarkeerder uit de vaste te halen en vervolgens 2 vasten in die steek haken. Plaats dan de stekenmarkeerder daarna meteen terug in de 2e vaste. Herhaal dit bij alle steken, ook in de vaste met de groene stekenmarkeerder. Je hebt nu toer 2 gehaakt.
  3. Toer 3: [1 v, 2 v in volg] x6. Voor toer 3 begin je met 1 vaste (deze vaste heeft nu geen stekenmarkeerder erin), en 2 vasten in de volgende (hierin zit wel een stekenmarkeerder, zwart 1. Haal de stekenmarkeerder eruit, haak 2 vasten in de steek, plaats de stekenmarkeerder in de 2e vaste van deze meerdering). Ga verder met 1 vaste, 2 vasten in de volgende (stekenmarkeerder zwarte 2). Herhaal dit, tot je ook stekenmarkeerder 6 (groen) hebt gehad.
  4. Toer 4: [2, 2 v in volg] x6. De set bestaat nu uit 4 vasten in totaal. Je haakt 2 vasten (deze hebben geen stekenmarkeerders), 2 vasten in de volgende (deze heeft stekenmarkeerder zwart 1, haal deze los, haak de meerdering, plaats de stekenmarkeerder terug in de 2e vaste van de meerdering). Herhaal dit tot je stekenmarkeerder 6 (groen) hebt gehad.

Je plaatst altijd de stekenmarkeerder terug in de 2e steek van de meerdering. Dit is namelijk de steek waarin in de volgende toer de meerdering komt te zitten. Meerderen doe je namelijk altijd in de tweede steek van de meerdering van de vorige toer. Je volgt het patroon dus steeds per ‘set’. Je telt daardoor ook steeds maar 1 set. Je weet dat je bij het einde van de toer bent gekomen, doordat je bij de gekleurde stekenmarkeerder bent aangekomen.

Wat is precies een set?


In toer 1 van het voorbeeld start je met 6 vasten in de magische ring. Iedere vaste is nu het begin van een set. Je plaatst dan ook in ieder van deze vasten een stekenmarkeerder. In de daaropvolgende toeren vergroot je iedere set steeds met een meerdering.

Je herhaalt een ‘set’ altijd 6x. In het voorbeeld, toer 3, is een set: [1 vaste, 2 vaste in volgende], ofwel 3 steken in totaal. Dat maakt in totaal de toer 18 steken.


Foto: alle steken vóór de stekenmarkeerder + de steek van de stekenmarkeerder is een set.
Aan de groene stekenmarkeerder kun je zien waar de laatste set en dus ook het einde van de toer zich bevindt.

Haken in sets zonder meerderen


Ook zonder   meerderen kun je de stekenmarkeerders blijven gebruiken om het tellen op te splitsen.

Stel dat je net toer 7 hebt gehad, waarin je 6x een set van 5 vasten, 2 vasten in volgende hebt gehaakt. Dat is 6x 7 steken = 42 steken in totaal.

In de volgende toer moet je vervolgens 1 vaste in iedere vaste haken. Dat betekent dat je nog steeds 6x 7 steken haakt, alleen nu zonder meerdering. Je blijft nu op een gelijk aantal. Je kunt ook nu per set tellen. Je haakt 6 vasten, dan kom je bij de vaste met stekenmarkeerder. Haal de stekenmarkeerder los, haak 1 vaste, en plaats de stekenmarkeerder terug in de zojuist gehaakte vaste. De stekenmarkeerder zit nu in de 7e steek. Je hebt 1 set gehad. Dit herhaal je tot je de laatste (groene) stekenmarkeerder hebt gehad. Dan is je toer klaar en ga je door naar de volgende toer.



Haken in sets bij minderen


Bij minderen blijf je ook de stekenmarkeerders gebruiken. Je past precies hetzelfde principe toe zoals je hiervoor ook al deed. Wanneer je van 7 steken in 1 set naar 6 steken gaat minderen, gaat dat zo: de stekenmarkeerder zit in de 7e steek. Je haakt de laatste twee vasten van de set samen. Dus je haakt nu 5 v, en haak dan 2 v samen. Je haakt 5 vasten. Nu kom je bij de vaste vóór de steek met de stekenmarkeerder + de vaste mét de stekenmarkeerder. Die twee steken gaan samen. Haal daarvoor de stekenmarkeerder los en haak 2 vasten samen. Je plaatst vervolgens de stekenmarkeerder terug in de mindering. Nu heb je nog maar 6 vasten in deze set. Ook dit herhaal je weer totdat je ook de laatste (groene) stekenmarkeerder hebt gehad. 

Een ‘normaal’ patroon met pluisgaren haken


Soms wordt in patronen waarin niet met pluisgaren wordt gewerkt de meerdering verplaatst. In het voorbeeld hieronder beschrijf ik de normale/standaard manier van meerderen in een patroon. Dit is precies hetzelfde wanneer het om minderen gaat.

Afkortingen: T = toer, v = vaste, volg = volgende.


Normaal: 

T1: 5 v, 2 v in volg (de meerdering zit in de 6e steek)

T2: 6 v, 2 v in volg (de meerdering zit in de 7e steek)

T3: 7 v, 2 v in volg (de meerdering zit in de 8e steek)

Maar soms wordt er op een andere manier gewerkt met meerderen in een toer. Door de meerdering te verschuiven, voorkom je dat er een ‘rand’ of ‘lijn’ zichtbaar wordt. Ook bij het minderen zie je dit veel.


Aangepast:

T1: 3 v, 2 v in volg, 2 v (de meerdering zit in de 4e steek)

T2: 6 v, 2 v in volg (de meerdering zit in de 7e steek)

T3: 4 v, 2 v in volg, 3 v (de meerdering zit in de 5e steek)

Je kunt in dit voorbeeld van de ‘aangepaste’ versie zien dat de positie van de meerdering steeds verschuift. Als je een patroon wat is geschreven voor niet pluizig garen wilt haken en daarbij de opsplits methode wilt gebruiken, kun je altijd zelf de positie van de meerdering veranderen naar de ‘normale’ manier. Je telt het aantal vasten vóór de meerdering en de vasten ná de meerdering bij elkaar op. Dit komt bijvoorbeeld bij T1 in totaal op 5 uit, waardoor je ziet dat dit daarin gelijk is aan de T1 van de ‘normale’ versie.

Door een toer op te delen in kleine stukjes, wordt het overzichtelijker en hoef je veel minder steken te tellen en onthouden. Zo haak ik tegenwoordig al mijn amigurumi’s, zelfs bij normaal garen gebruik ik deze methode ook weleens! Het maakt het controleren van je stekenaantallen veel sneller en makkelijker. Ideaal!


Veel succes! Hopelijk kun jij met deze methode ook jouw volgende super zachte vriendje haken.

Kies dit schatje als jouw volgende haakproject!


Breid jouw LKCreativeness amigurumi collectie uit met de super lieve Finny de Cheeta! Deze cheeta is een gemiddeld niveau en wordt ongeveer 20 cm. Met het zachte pluisgaren zie je bijna niet dat dit knuffeltje gehaakt is! En leuker nog: dit patroon komt met gratis masterclass voor haken met pluisgaren! 🤩  Zo kan iedereen dit lieverdje haken!